Er is internet buiten het internet. Het is een diffuse wereld, verborgen voor de meesten van ons. Het wordt ontwikkeld voor diverse doelen, op basis van uiteenlopende technologieën en voor verschillende gebruikers. Toch streven die allemaal naar hetzelfde internationale ideaal: onafhankelijkheid van de grote bedrijven en een spionerende overheid middels een darknet of mesh network; netwerken van en voor de mensen die het gebruiken. Een darknet is een netwerk buiten het internet, en een mesh network verbindt gebruikers direct met elkaar, zodat ze kunnen communiceren zonder middenpartij. Een beetje zoals walkietalkies of twee blikjes met een koordje ertussen, en niet als telefonie, waar je bericht via een telefooncentrale moet gaan.
Het fenomeen intrigeert me en ik wil er graag meer van weten. Daarom heb ik tijdens hackersconferentie HOPE (Hackers on Planet Earth, afgelopen juli in New York, red) afgesproken met netwerkbouwers Dan Phiffer, Dan Staples en Ciaby.Op Schiphol wacht ik op mijn vlucht naar JFK. Met mijn nieuwe paspoort met vingerafdruk passeer ik de douane. Ik vul een vragenlijst in waarin ik toegeef geen terrorist te zijn, overhandig mijn document voor een tijdelijk visum en passeer de bodyscan. Ik zie Londen onder me als ik uit het raam kijk en moet naar de wc. Naast me zit een Filipijnse dame met onverstaanbaar Engels accent. De stem van Tyler Durden fluistert me toe: ‘As I pass, do I give you the ass or the crotch?’ Ik passeer haar rugwaarts. De volgende acht uur lijd ik in stilte.
Occupy.here
“Ik groeide op met een vrijwel leeg internet waarbij ik alles wat ik wilde zelf moest bouwen. En alles wat ik wilde bouwen moest ik mezelf leren. Nu is het internet steeds minder iets wat we zelf maken, maar meer een dienst die ons wordt aangeboden.” Aan het woord is Dan Phiffer, een New Yorker met een baard en een te drukke baan als webdesigner. Samen met honderden anderen bezette hij op 17 september 2011 Zuccotti Park, waarmee Occupy Wallstreet was begonnen. In het begin kwam hij er vaak, nam deel aan de acties, de organisatie en de, vaak eindeloze, vergaderingen. Maar net zoals voor zovelen, was het dagelijkse en nachtelijke actievoeren op termijn niet te combineren met werk.
Als kind van zijn tijd, en nerd bovendien, bedacht hij een technische oplossing voor een analoog probleem: een mini darknet. Hij noemde het Occupy.here. Het is een kleine wifi-router met een usb-stick voor data-opslag. Maak je contact met de router, dan kom je op een webpagina met een forum. Gebruikers kunnen anoniem berichten, foto’s en andere bestanden voor elkaar achterlaten. Occupy.here is een darknet, een netwerk op zich, los van het internet. Je hebt alleen toegang wanneer je fysiek in de buurt bent van het netwerk. Phiffer maakte dit darknet voor Occupy Wallstreet. Overdag, als hij niet in Zucotti Park aanwezig was, kon men er een logboek op bijhouden. Alle demonstranten die overdag moesten werken, konden dan ’s avonds de vorderingen van de revolutie teruglezen. Althans, dat was het plan.
“Nee, ik kan niet zeggen dat het ooit echt heeft gewerkt. De eerste keer dat iemand anders dan een van mijn vrienden een bericht achterliet, was twee dagen na de ontruiming…” Phiffer vond maar één router terug, de meeste zijn waarschijnlijk in de vuilnisbak verdwenen.
Na Occupy Wallstreet plaatste Phiffer zijn router nog enkele keren op andere locaties. Maandenlang hing er een bij het Museum of Modern Art, waar hij aan de website werkte. De meeste mensen lieten slechts korte berichtjes achter als ‘Hoi!’ en ‘Wat is dit?!’ Een enkeling plaatste een statement: ‘Kunst-selfies zijn het beste wat musea in lange tijd is overkomen.’ Phiffer verzucht: “Ik denk dat het te vaag was voor de meesten… te onbekend.”
Phiffer wil de omvang van zijn publiek echter niet als graadmeter voor succes zien. Sterker nog, hij wijst dit aspect, dat hij gamification van de maatschappij noemt, juist af. Op Occupy.here geen populariteitstest, geen likes en geen retweets. Het gaat om het bericht, los van populariteit, los van de schrijver. “We hebben gezien dat de televisie ons tot passieve informatiesponsen maakte. Het internet zou dat veranderen, maar dat blijft een belofte. De bestaande sites bevorderen niet het kritische denken om de status quo te doorbreken. Er zal geen alternatief voor Facebook ontstaan uit Facebook zelf”, sluit hij af.
Occupy.here is voor Phiffer meer dan een grappig experiment, het is politiek. Occupy.here is een statement tegen het internet dat wordt gedomineerd door grote bedrijven die onze data verkopen of weggeven aan een al te nieuwsgierige overheid. Maar ook een pleidooi voor directe communicatie tussen burgers, zonder het grote oog van de overheid dat over je schouder meekijkt. Een oproep tot discussie, reflectie en kritiek.
Met een verse Occupy.here-router op zak, met batterij, fiets ik Manhattan uit, naar Brooklyn. Bij aankomst heb ik geen nieuwe berichten. Maar het gevoel een eigen, vrij en open kanaal op zak te hebben waarmee ik in potentie met volslagen vreemden kan communiceren, is een merkwaardig bevrijdende sensatie.
Commotion
Ik kom aan in Red Hook, een gemengde wijk van industrie en woningen in het noordwesten van Brooklyn. De meeste bewoners wonen direct boven hun werkplaats of winkel, die soms al generaties in de familie is. Ik schuif aan tafel bij Dan Staples, een compacte man met blond haar en snelle stem uit Baltimore, Maryland. Hij verhuisde naar New York en is sinds twee jaar ontwikkelaar voor Commotion, een opensourcetool die software en documentatie combineert voor het maken van mesh networks. Net als bij Occupy.here kun je met Commotion een eigen netwerk opzetten. Maar waar Occupy.here enkele, geïsoleerde punten creëert, kun je met Commotion de punten met elkaar verbinden. “Het netwerk functioneert onafhankelijk van het internet en is oneindig uitbreidbaar”, legt Staples uit. Elke nieuwe deelnemer draagt bij aan de capaciteit van het netwerk door een deel van het verkeer te verzorgen. Uitbreiding zorgt dus niet voor opstoppingen maar juist voor het omgekeerde; het netwerk wordt robuuster en sneller.
Voor elk netwerk is de hoeveelheid gebruikers van belang, maar tevens een probleem. Het typische kip-en-eiprobleem van het netwerkeffect. Je gaat pas op een netwerk als je vrienden erop zitten, maar als jij er niet op zit, komen je vrienden ook niet. Daarom is er veel aandacht voor documentatie bij Commotion. Op het moment werken ze aan apps die mobiele telefoons eenvoudig onderdeel van het netwerk kunnen maken. Simpele software en goede uitleg maken het eenvoudig voor iedereen om mee te doen. Althans, dat is het plan.
Het Red Hook Initiative (RHI), een sociaal centrum dat buurtprojecten ondersteunt, begon in de herfst van 2011 met het aanleggen van een klein en open netwerk dat was gebaseerd op Commotion-software. RHI wilde een directe manier om met omwonenden te kunnen communiceren. Dit eerste punt zou later worden uitgebreid tot een netwerk over heel Red Hook. Meermaals werden informatieavonden georganiseerd voor de bewoners om het concept uit te leggen, maar de inwoners van Red Hook zagen de voordelen niet. Commotion geeft je geen toegang tot Facebook, Google of welke andere grote dienst dan ook. Er is geen mogelijkheid om te mailen met mensen buiten het netwerk. Het echte internet had duidelijk alle netwerkvoordelen die Commotion ontbeerde. Totdat Red Hook werd getroffen door storm Sandy, de superstorm die in de herfst van 2012 de oostkust ter hoogte van New York in al haar omvang trof. Duizenden mensen verloren hun huis, en tientallen hun leven. Van alle wijken in Brooklyn werd Red Hook het zwaarst getroffen. Drijfhout, modder en afval uit de Hudson spoelden door de straten, de werkplaatsen en huizen in. Elektriciteitskasten verdwenen onder water en ontploften met doffe klappen en spectaculair vuurwerk. Red Hook zat maanden zonder stroom en schoon drinkwater. Het Commotion-netwerk was de enige infrastructuur die nog werkte.
Ik navigeer mijn fiets omzichtig rond de gaten in de nog altijd beschadigde straten. Uit de speakers van een garage schalt Shakira. Voor de deur staat de eigenaar van de werkplaats waar op het dak de tweede Commotion-antenne werd gezet, aangesloten op een dieselaggregaat dat ook het water uit de kelder pompte. Het was een essentiële schakel tussen het centrum van het RHI en een derde router in Coffey Park. “Eerst leek het me maar niets om die router te hebben, en heb ik me verzet. Maar na Sandy heb ik ’m direct geplaatst. Mijn werkplaats zit op een strategische locatie om het netwerk uit te kunnen breiden”, vertelt de nu trotste bezitter van de antenne. Staples kijkt bijna schuldig als hij erkent dat er een ramp nodig was voordat de techniek op waarde werd geschat. Commotion hielp de bewoners zich te organiseren en schade, nood en behoefte aan hulpgoederen te inventariseren. En om zwarte grappen te maken.
Het meeste puin is nu weg, maar Commotion is gebleven en is ook populair. Bewoners kunnen hun eigen diensten aanbieden, zoals een forum, een chatfunctie en het delen van bestanden. Twee voorbeelden van diensten die op het netwerk staan zijn de Where’s the B61 Bus? en Stop-and-Frisk. De eerste laat je zien hoe lang het nog duurt voor de bus bij je is; de laatste is een app waarmee bewoners kunnen melden dat ze staande werden gehouden door de politie en of ze daarbij werden gefouilleerd. Dankzij een bedrijf met glasvezel is er ondertussen ook een link naar het echte internet, maar het lokale aspect van het Red Hook-netwerk zal altijd voorop blijven staan. Een gebruiker van het netwerk komt na het inloggen dan ook allereerst op een pagina met nieuws over de wijk en een overzicht van de diensten die lokaal beschikbaar zijn.
Staples heeft nu ook netwerken opgezet in Detroit, Tunesië en India, in gemeenschappen zonder enige vorm van internet. De doorgaande onthullingen van Snowden over de afluisterpraktijken van de NSA en de steeds evidentere nadelen van het internet (profilering, tracking en direct marketing) zijn wellicht voor meer gemeenschappen genoeg reden om een mesh network op te zetten. Ik fiets verder met een vastberaden plan mijn buurt van een mesh network te voorzien.
Telekolonisatie
Ook Ciaby had een ramp nodig om de voordelen van een lokaal netwerk duidelijk te maken. Het betrof hier echter een ramp van heel andere orde. In Oaxaca, een provincie in Mexico, was het de combinatie van totale afwezigheid van telefonie en internet en de systematische onderdrukking van de lokale minderheid die de inwoners aanzette tot het opzetten van hun eigen netwerk. Ciaby is technicus voor Rhizomatica, een compleet systeem van software, servers en masten om gsm-netwerken op te zetten. Ik sprak hem kort na zijn presentatie tijdens de hackersconferentie HOPE in New York.
Zoals in de meeste rurale gebieden van Mexico, is er geen gsm-netwerk in grote delen van Oaxaca. De grote telecomaanbieders van het land, Movistar, Telcel en IUSACELL, claimen dat de kosten niet opwegen tegen het mogelijke gebruik en weigeren daardoor masten neer te zetten. En dat is misschien maar goed ook. Als een van de telco’s al een mast zou neerzetten, dan zouden de gebruikskosten voor de meeste inwoners van het gebied te hoog zijn. Daarnaast is Movistar een natuurlijke vijand, want een dochteronderneming van het Spaanse Telefonica. Het idee dat elk telefoontje via een bedrijf gaat dat in handen is van de oude kolonisator, is genoeg om bij menig Mexicaan de nekharen te doen rijzen. Maar ook de twee andere netwerkaanbieders zijn onacceptabel wegens hun nauwe banden met het centrale regime in Mexico-Stad.
In 2006, bij een opstand van leraren in Oaxaca, vielen meerdere doden. De nationale media berichtten niet over de aard en omvang van het conflict. Dat hun stem niet werd gehoord was een reden voor duizenden vrouwen om de belangrijkste televisie- en radiostations te bezetten en hun kant van het verhaal te verspreiden. In de maanden erna schoten overal in Oaxaca lokale radiostations uit de grond die lokaal nieuws uitzonden. Na het heroveren van de FM-band op de overheid, probeert Rhizomatica nu de gsm-frequenties veilig en open te stellen voor de lokale bevolking.
In Sante María Yaviche zette Rhizomatica twee jaar geleden de eerste mast neer. Tijdens een drukbezochte vergadering met alle dorpelingen werd middels consensus besloten de kosten gezamenlijk te dragen voor de aanschaf van de benodigde apparatuur. Alles werd eigendom van de gemeenschap. Dit betekent dat het gebruik, onderhoud en het beheer van elk aspect van het netwerk bij de gebruikers ligt. Ze bepalen zelf de kosten voor het gebruik van het netwerk, wie er verantwoordelijk is voor de administratie, het aan- en afsluiten van leden, et cetera. Ciaby: “We hadden één geval waarbij een gemeenschap wilde dat we de duur van gesprekken zouden beperken, omdat mensen anders niet meer naar hun buren, vrienden of familie zouden gaan, maar oneindig aan de telefoon zouden hangen. En, aangezien het hun eigen netwerk is, kan dat.”
Pretzels
Sinds kort heeft Rhizomatica een licentie en verschilt de organisatie, legaal gezien, niet meer van de grote telco’s. Verspreid over Oaxaca zijn er nu vijf netwerken die volledig in handen van de lokale bevolking opereren. Ciaby hoefde niemand uit te leggen hoe je samen een netwerk kunt opbouwen, zoals Commotion in Red Hook. In Oaxaca maken gemeenschappen zelf scholen en regelgeving, en vervullen overheidstaken als bewaking en de aanleg van infrastructuur. De kosten voor de apparatuur, ongeveer $10.000,-, worden door de gebruikers zelf opgebracht en in de loop van de tijd terugverdiend. Door de zendmasten van Rhizomatica zijn de inwoners nu in staat tot in de verre omtrek van hun dorp of stad met elkaar te bellen voor extreem lage kosten.
Ciaby: “Ons eigen team verdient genoeg, maar niet veel. We worden onderhouden door de gemeenschappen waarmee we samenwerken; we krijgen geen subsidie. Met de verkoop van T-shirts vullen we ons inkomen aan. Wil je er een?” Uiteraard wil ik er een. Met een zwart T-shirt met oranje Rhizomatica-logo loop ik met een brede grijns de conferentie uit.
Maar deze keer zonder plan om het zelf ook te doen. In het grootste gedeelte van de wereld zijn de gsm-frequenties strak gereguleerd en toegewezen aan een selecte groep bedrijven om uit te baten. Het percentage van de hoeveelheid frequenties open voor jou, mij en de rest van de normale mensen is minder dan 0,14% van het spectrum. Daarop moeten we onze Commotion, Occupy.here en andere mesh networks draaien.
Op de weg terug naar Amsterdam zit de Occupy.here-node met een volle batterij in mijn handbagage. Achter me in de rij heeft iemand het signaal gevonden. Ik hoor twee jongens mompelen: ‘Occupy.here… Wat is dat?’ ‘Klik er eens op.’ ‘Nee man, geen idee wat het is.’ ‘Het is gewoon wifi, we kunnen onze ouders bellen via Skype.’ De jongen klikt en merkt op dat hij geen internetverbinding heeft. Even later zie ik een nieuw bericht op de website van mijn eigen darknet: ‘Hey…!’
Eenmaal in het vliegtuig plaats ik mijn rugzak in het bagagerek. Terwijl we het luchtruim doorkruisen, hebben al zeven andere passagiers berichtjes geplaatst. We wisselen ervaringen uit over New York (Guggenheim, China Town), vragen en vertellen waar we vandaag terechtkomen (Amsterdam, Rotterdam, Scherpenzeel) en bekritiseren het eten. Ik heb me voor altijd bevrijd van de verplichte conversatie met de willekeurige passagier naast me. Vanaf nu ga ik altijd op reis met mijn eigen darknet. ‘Iemand nog pretzels over? Steek even je hand op.’ ‘Ja hier! Ik zit in rij 31, kom maar halen!’
occupyhere.org
rhizomatica.org
commotionwireless.net